Zo werk je aan methaanreductie

“Het broeikasgas methaan ontstaat bij de afbraak van organische stof onder zuurstofloze omstandigheden. Op een melkveebedrijf is dat vooral op twee plekken: in de pens van de koe en in de mestput waar ook navertering van organisch materiaal plaatsvindt”, legt Niek Konijn uit. Niek is naast bedrijfsbegeleider bij Netwerk Praktijkbedrijven zelf ook melkveehouder. Hij legt je graag uit welke praktische maatregelen je als melkveehouder kunt nemen om methaan te reduceren.

“80% van de methaanemissie ontstaat in de pens van de koe. 20% van de methaanemissie ontstaat in de mestopslag”, weet Niek Konijn. Hij begeleidt verschillende melkveebedrijven binnen Netwerk Praktijkbedrijven die emissie van methaan en ammoniak met 30% willen verlagen. Daarbij zoeken de boeren binnen het netwerk vooral naar praktische oplossingen in dier- en rantsoenmanagement zonder grote investeringen. “Nu het project een aantal jaren draait is in ieder geval al heel duidelijk dat er geen ‘one size fits all’-oplossingen zijn”, ziet Niek, die aangeeft dat grondsoort, intensiteit en rantsoen grote invloed hebben.

Nog weinig kennis over methaanuitstoot

Waar op ammoniakgebied al flinke reducties zijn gehaald binnen het netwerk, is dat voor methaan toch een stuk lastiger. “Met methaan zitten we eigenlijk nog in de beginfase. Er is nog weinig onderzoek, zeker als je kijkt naar de knoppen waar je aan kunt draaien om de methaanuitstoot te verlagen.” Wat Niek samen met de andere boeren wel ontdekt heeft is dat de methaanvorming van verschillende dingen afhankelijk is; de rantsoensamenstelling, maar ook de omgevingstemperatuur, de versheid van de mest en hoe vol de mestput zit.

Rantsoenmaatregelen voor minder methaanemissie

Het rantsoen heeft invloed op de methaanemissie in de pens en ook in de methaanvorming in de mest. Daarbij kijkt Netwerk Praktijkbedrijven naar de emissiefactor (EF) per voersoort, dus: hoeveel methaan er vrijkomt als de koe een kilo van dat product eet. “Van krachtvoer, grondstoffen en bijproducten is de EF bekend. Bij gras en mais, in principe de hoofdmoot van het melkveerantsoen, is meer variatie te zien. De ruwvoerteelt speelt dus een sleutelrol”, merkt Niek op. De maatregelen die hij noemt om methaanemissie te verlagen zijn:

  • Een ruw eiwit van maximaal 150 gram per kg drogestof in het totale melkveerantsoen.
  • Zo min mogelijk OEB in je eigen ruwvoer. Dat kan door een laag eiwitniveau én een drogere graskuil tot wel 55% drogestof. Met de kanttekening dat je de kuil dan wel broeivrij moet kunnen houden.
  • Een gezonde koe is en blijft basis om efficiënt met voer om te gaan en draagt bij aan zo min mogelijk emissie.

Is methaanemissie niet gewoon onvermijdelijk?

Hoort methaanemissie niet gewoon bij een koe? Dat is een vraag die Niek Konijn regelmatig krijgt én zichzelf ook stelt. “Eigenlijk is dat het natuurlijke proces en de kracht van de koe. Die kan met haar vier magen hele waardevolle producten maken van organisch materiaal waar wij niets mee kunnen. Ik vind dat zelf ook een lastige, ben ik niet iets aan het reduceren wat gewoon onvermijdelijk hoort bij het houden van herkauwers?”, geeft Niek zelf eerlijk toe. “Aan de andere kant zien we in het netwerk ook verschillen in methaanemissies onderling. Dus misschien kan ik op mijn bedrijf én jij op jouw bedrijf nog wel dingen anders doen om de methaanemissie zo laag mogelijk te houden”, ziet Niek als kans.

Reacties

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *